zaterdag 18 juni 2016

Hoofdpaviljoen van deen Bjarke Ingels in Kensington garden, Londen.











Sinds ik mij kan herinneren heb ik liefde voor architectuur. De manier van ontwerpen van Bjarke Ingels vind ik geweldig. Conceptueel, in dit geval gesloten en open, het is maar hoe je er tegen aan kijkt, zoals Leo ons liet zien bij het EYE filmmuseum.

Dat word een rondje Londen in de zomervakantie.

Kensington Gardens is speeltuin voor architecten

Reportage Serpentine Gallery Londen

Elke zomer is het feest in de Kensington Gardens in Londen, als architecten op uitnodiging een leuk gebouw mogen ontwerpen. De opdracht dit jaar: troef een 18de-eeuwse architect af.

Volg de Volkskrant

Elke avond om 20.30 het laatste nieuws en alvast zes artikelen uit de krant van morgen in uw mailbox? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het is een speeltuin voor architecten, een hotspot voor hipsters, en de opening van het Serpentine paviljoen in de Londense Kensington Gardens geldt als 'rokjesdag' voor de internationale architectuurgemeenschap. In de hoop dat het tijdelijke paviljoen, dat elk jaar door een andere architect wordt ontworpen, een folly, een zomer lang een succes blijft. Zo'n folly is een bouwsel dat geen ander doel dient dan te vermaken, hoewel je er ook iets kunt drinken en er in de zomermaanden lezingen en voorstellingen worden georganiseerd.

Groots aangepakt

Met het succes groeide de kritiek: het zou alleen maar om spektakel gaan, en waar bleef het jonge talent?
Serpentine gallery-directeur Julia Peyton-Jones pakt het deze zestiende editie groots aan. Een slimme zet, want ze maakte bekend na 25 jaar afscheid te nemen als directeur en stopt zo op een hoogtepunt. Liefst vijf frivole bouwwerken gingen 10 juni open voor het publiek. Het hoofdpaviljoen, dat als een opwaaiende 'baljurk' van glasvezelblokken staat op het gazon van de Serpentine gallery is van de jonge sterarchitect Bjarke Ingels (41). BIG (Bjarke Ingels Group) heet zijn bureau, naar het formaat van zijn ideeën. Denk aan het Deense paviljoen voor de EXPO 2010 in Shanghai, een spectaculair gebouw waar je met de fiets overheen kon rijden en waarin Ingels een stukje Kopenhagen creëerde door het beroemde beeld van de kleine zeemeermin (plus 500 duizend liter water uit de haven) naar China over te laten vliegen. BIG telt inmiddels driehonderd medewerkers en bouwt over de hele wereld.

Even verderop, rond Queen Caroline's Tempel - een paviljoen dat architect William Kent in 1734 bouwde voor de koningin - zijn vier kleinere summer houses verrezen.

Het Londense Serpentine paviljoen groeide uit tot een fenomeen met grote architectennamen als Zaha Hadid, Rem Koolhaas en Frank Gehry. Maar met het succes groeide de kritiek: het zou alleen maar om spektakel gaan, en waar bleef het jonge talent? De afgelopen jaren werden daarom relatief onbekende architecten uitgenodigd. Met deze middenweg stelt de organisatie iedereen tevreden: een jonge vent in de categorie spektakelarchitectuur als gegarandeerde kaskraker, met vier 'verrassingspaviljoens' van uiteenlopende ontwerpers.

Open en gesloten

Victoria & Albert

Tegelijk met de Serpentine gallery presenteert het Victoria & Albert Museum in zijn binnentuin: Elytra Filament. Dit paviljoen, van architecten uit Stuttgart, is gebaseerd op de dekschilden (elytra) van de vliegende kever en hoort bij langlopend onderzoek naar biomimicry, waarbij vormen uit de natuur in de architectuur worden toegepast. Het paviljoen gedraagt zich ook als een organisme. Sensors in de overkapping zullen data verzamelen over het gebruik van de ruimte. Te zien tot 6/11.
Niet het een of het ander, maar dingen combineren, dat is ook van Ingels zelf het leidmotief bij zijn ontwerpen. Ingels: 'Eerdere paviljoens vond ik soms te hermetisch, terwijl de charme van een gebouw grotendeels schuilt in de relatie met het park. Ik wilde iets maken dat tegelijk open en besloten is.'

Voor Serpentine besloot hij te werken vanuit het meest basale architectonische element: de muur. Geïnspireerd door en ander project, een opbergsysteem van glasvezelkubussen, kreeg hij het idee om deze lichtgewicht blokken op elkaar te stapelen tot een 14 meter hoge 'kastenwand' - handig om als bezoeker je glas in weg te zetten. Vervolgens werd de muur als het ware opengeritst, door de blokken naar buiten te duwen: zo ontstond een indrukwekkende, kathedrale binnenruimte, waarin het licht - afhankelijk van het weer ¿ steeds verandert, van zachtgroen naar melkwit en rozerood. Van buiten oogt het paviljoen weer anders, als een enorme poort of juist een apenrots. Kijk je schuin op het gebouw, dan lijkt het gesloten; loop je vijfenveertig graden eromheen, dan kijk je er ineens dwars doorheen.

Gecombineerde eigenschappen

Open en dicht, gebouw en meubel ineen: de kracht van Ingels ontwerp schuilt in de manier waarop hij ogenschijnlijk onverenigbare eigenschappen weet te combineren. Zo bedacht hij ook voor een nieuw wooncomplex in New York om het klassieke Europese idee, een blok huizen rond een binnentuin (courtyard block), te kruisen met een Amerikaanse wolkenkrabber. Deze zogeheten courtscraper, die als een halve parabool uit Manhattan oprijst, heeft wel iets van het Serpentine paviljoen.

Het conceptuele ontwerpen leerde Ingels bij Rem Koolhaas' bureau OMA, waar hij na zijn afstuderen een aantal jaar werkte. Het grote verschil met Koolhaas is Ingels onverbeterlijke optimisme.

Een mens gelukkig maken

Van simpele blokken heeft Ingels een buitengewone ruimte gecreëerd
Daar waar Koolhaas soms bijna cynisch spreekt over de ongebreidelde groei van steden, waarover de ontwerper niets meer te zeggen heeft, is Ingels ervan overtuigd dat architectuur mensen gelukkig kan maken. Door het presidentiële Yes we can van Barack Obama te combineren met het architectonisch Less is more, van Ludwig Mies van der Rohe, kwam hij tot zijn motto: Yes is more - de titel van het (stripvormige) manifest dat hij in 2009 uitbracht.

Het maakt Ingels de ideale kandidaat voor de Engelse traditie van een vrolijk zomerpaviljoen - een welkome afleiding in deze 'zware' tijd, waarin de architectuur op zoek is naar oplossingen voor kwesties als vluchtelingenhuisvesting en het bedreigde klimaat. Ingels is dat ook, maar ziet op dat gebied vooral kansen. Een typisch staaltje BIG: die bouwt dan een skihelling op een afval-energiecentrale, vanaf volgend jaar te zien in Kopenhagen.

Ingels pretendeert niet dat dit zomerse paviljoen een bijdrage levert aan een betere wereld. Wat hij wil laten zien, is dat je door alledaagse zaken te bevragen, je tot iets nieuws kunt komen. Van simpele blokken heeft Ingels een buitengewone ruimte gecreëerd, die naarmate je er langer naar kijkt, erin zit en overheen klautert, alleen maar boeiender wordt.

Serpentine paviljoen en summer houses, 10/6-9/10.

Vier architecten, vier ontwerpen


De vraag luidde: bouw in reactie op Queen Caroline's Temple (1734, architect William Kent) een 25 m2 groot paviljoen. Vier architecten antwoordden als volgt:

Kunlé Adeyemi (NLÉ)

De Nigeriaanse architect Kunlé Adeyemi (1976) werkte net als Bjarke Ingels enige tijd voor Rem Koolhaas' bureau OMA en heeft nu zijn eigen bureau NLÉ in Rotterdam. Hij bouwde onder meer de 'Makoko Floating School', een innovatief prototype voor een drijvend houten schoolgebouw in de Nigeriaanse stad Lagos. Van de vier architecten bleef Adeyemi het dichtst bij de opdracht. Hij besloot om Queen Caroline's Temple te deconstrueren en op deze manier een nieuwe ruimtelijke ervaring te bewerkstelligen. Een replica van het neo-classicistische gebouw is binnenstebuiten gekeerd en vervolgens op zijn kant gezet. Voor de buitenkant van het paviljoen gebruikte hij met dezelfde soort zandsteen als waarmee Kent werkte, de binnenkant is bekleed met wit kunstleer, wat het paviljoen ook tot een fijn zitmeubel maakt.

Yona Friedman

Als je zelf een legende bent, 93 jaar oud, en nog steeds alive and kickin', heb je het recht de opdracht te negeren, wat de Hongaars-Franse architect Yona Friedman dan ook deed. Het ontwerp voor zijn summerhouse heeft niets met Queen Caroline's Temple te maken, maar borduurt voort op zijn eigen beroemde en invloedrijke idee voor La Ville Spatiale (1958): een zwevende stad, bestaand uit een eindeloos uitbreidbare gridstructuur, waarin bewoners naar wens leefruimten kunnen bouwen. Het paviljoen is een fragment uit deze stad: een 3D-schakelkettingsysteem, dat eenvoudig in elkaar te zetten en uit elkaar te halen is ('de gebruiksaanwijziging past op een A4-tje'), zodat je verschillende composities kunt vormen. Geef architectuur terug aan de gebruiker, dat is en blijft Friedmans boodschap.

Asif Khan

De in Londen gevestigde Asif Khan (1979) ontdekte bij zijn analyse van Queen Caroline's Temple dat architect Kent het gebouw precies positioneerde in de richting van de opkomende zon op 1 maart 1683, de geboortedag van de koningin. Waarbij het nieuw aangelegde Serpentine meer door de reflectie van het zonlicht het effect zou versterken.

Khans paviljoen wil dit bijzondere moment in herinnering brengen. Het spiegelende meer is in dit geval een ronde, metalen 'tafel' waarop je kunt zitten. Eromheen plaatste de architect een golvende omheining van verticale latten, die een veelvoud aan zichtlijnen creëren naar het omringende park, passend bij de veelkleurige stad die Londen is. Een witte gravel ondergrond, in overeenstemming met de witte latten, maakt de zen-achtige sfeer in dit paviljoen compleet.

Barkow Leibinger

Het Duits-Amerikaanse bureau Barkow Leibinger werd geïnspireerd door een ander 18de-eeuws paviljoen dat architect Kent in Kensington Gardens bouwde, maar verdwenen is: een mechanisch roteerbaar gebouw dat vanaf zijn plek op een heuvel een 360-gradenpanorama bood over het park. Met hun ontwerp willen zij dit gebouw uit de vergetelheid halen. Het Summer House-in-the-round, zoals het heet, is als één vloeiende lijn op papier getekend en vervolgens gemaakt met multiplex 'linten'. Praktisch blijkt dat wel problematisch: hout laat zich niet makkelijk in de rondte vormen. Door de kieren op te vullen met enkele liters houtlijm is het gelukt een en ander op zijn plaats te houden, maar het resultaat oogt weinig chic.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten