Het EYE Film Instituut Nederland is een centrum in Amsterdam gewijd aan cinematografie. Het gebouw staat tegenover het Centraal Station, aan de noordoever van het IJ, in de wijk Overhoeks (Amsterdam-Noord). Het gebouw is ontworpen door de Oostenrijkse architecten Roman Delugan en Elke Delugan-Meissl en werd begin 2012 geopend.
Het EYE heeft vier filmzalen en een tentoonstellingszaal van 1.200 m². Er is ruimte voor educatieve activiteiten, een filmlab, een winkel en een café-restaurant met terras. In de nabijheid van het instituut wordt een collectiecentrum gerealiseerd voor taken op het gebied van restauratie, conservering en onderzoek. Hierin worden tevens het centrale depot en de bibliotheek opgenomen.
(Wikipedia.)
06-07-2012 dearchitect.nl
EYE Filmmuseum is het waard
Voormalig EYE directeur Rien Hagen in gesprek met Winfried Bercz
In het EYE Filmmuseum in Amsterdam komen architectonische ambitie en hoogwaardige constructieve en technische oplossingen samen in een spectaculair gebouw. Een ideale setting voor het projectbezoek dat de Architect organiseerde in samenwerking met Gyproc. Oud-directeur Rien Hagen, projectarchitect Philip Beckmann en Mark van Houten van Gyproc gingen onder leiding van gespreksleider Harm Tilman van de Architect in op de totstandkoming en uitvoering van dit on-Nederlandse gebouw.
Verslag Sander Woertman
Van de projectbezoeken die de Architect tot nu toe organiseerde was dit ongetwijfeld de meest spectaculaire. Harm Tilman, hoofdredacteur van de Architect, wees erop dat het programma van Eye is wat je van een filminstituut kunt verwachten, maar dat de manier waarop de architect de ruimtes rond de filmzalen heeft vormgegeven, verre van conventioneel is.
De architecten heeft zich laten inspireren door het thema film en architectuur en heeft van daaruit een vorm bereikt die vanuit alle standpunten een ander beeld oproept. Maar volgens Tilman is Eye ook bijzonder vanwege de stedebouw. Dankzij het Eye is Noord volgens hem dichterbij bij de centrale stad gekomen. Hij vroeg zich af hoe een gebouw een dergelijke prestatie kan leveren.
Held van het verhaal
Rien Hagen wordt door veel mensen die betrokken waren bij de planvorming rondom de nieuwbouw van het EYE gezien als de grote held. Als hij door Harm Tilman wordt geconfronteerd met deze constatering, ontkent hij zijn cruciale rol in de totstandkoming van het museum, maar tijdens zijn lezing dringt de vraag zich op of een andere directeur ook in staat zou zijn geweest zo daadkrachtig op te treden en bepaalde impasses met inventieve constructies te doorbreken. Een voorbeeld hiervan is de uiteindelijke locatiekeuze. Nadat 21 locaties in Amsterdam waren onderzocht en afgevallen, begon de tijd te dringen. Hagen besloot het proces om te keren en daagde projectontwikkelaars uit om te pitchen op het idee voor een filmmuseum.
Pitchende ontwikkelaars
Deze unieke aanpak bood snel resultaat. Traditionele vertragingsfactoren werden omzeild omdat er niet meer gezocht hoefde te worden naar een ontwikkelaar die bereid zou zijn het museum te ontwikkelen. Daarnaast heeft een ontwikkelaar van begin af aan draagvlak voor een locatie. ING Real Estate won de pitch met de locatie op Amsterdam Noord, waar ze een gebied ontwikkelt voor wonen en werken. Een culturele toevoeging aan het gebied was meer dan welkom.
Prijsvraagprocedure
Na een bijzondere prijsvraagprocedure, waarin werd geselecteerd op een visie op architectuur en film, viel de keuze op DMAA. Er werd een ontwerpteam samengesteld met de architecten van DMAA, gebruiker EYE en opdrachtgever ING. Dit team kwam gedurende twee jaar elke twee weken bij elkaar. Volgens Hagen was dat een intensieve tijd, waarbij het concept van de architect telkens werd getoetst aan de eisen en inzichten van opdrachtgever en gebruiker. Dat was ook noodzakelijk, want tot op de dag bestaat er geen gebouw dat eenzelfde programma heeft. Naast het vertonen van films moesten nog veel meer functies onderdak vinden in het gebouw. Daarnaast waren de ambities mbt de expositiefunctie ambitieuzer dan bij andere filminstituten, waar expo altijd een bijzaak is. De huidige 1200 m2 exporuimte stelt het museum in staat om haar uitzonderlijke collectie steeds weer op andere wijze te presenteren.
'Inbetween spaces'
"De kwaliteit van het gebouw", zo besloot Hagen zijn verhaal, "is de manier waarop is omgegaan met de ruimte. Die is uitzonderlijk krachtig vormgegeven. Het is bijzonder te zien hoe makkelijk bezoekers vanaf de opening hun weg naar het EYE weten te vinden. De architectuur speelt hier zeker een rol in."
Dit compliment werd door projectarchitect Philip Beckmann dankbaar in ontvangst genomen. Hij vertelde hoe het gebouw is opgevat als een opeenvolging van scenes. Dit is duidelijk merkbaar aan de buitenzijde, waar het gebouw zich telkens van een andere kant laat zien. Ook binnen ervaren bezoekers het gebouw telkens anders. In het gebouw zitten zogenoemde 'inbetween spaces' die de overgangen van introverte naar extraverte ruimtes begeleiden. Terwijl de programmaonderdelen meer gesloten ogen, zijn de publieke delen open, zo is de foyer gericht op het uitzicht over het IJ.
Afbouw van het interieur
Mark van Houten van Gyproc vulde het verhaal van Philip Beckmann aan met een relaas over de afwerking van het interieur van het filmmuseum. Samen met firma Banier uit Oudkarspel verzorgde Gyproc de afwerking van de wanden in het interieur, geen sinecure, aangezien alle wanden onder een andere hoek staan en elkaar in de meest complexe configuraties ontmoeten. “Dat de wanden onder een hoek gebouwd worden is nog te doen”, aldus Van Houten, “echter de lengte en hoogte van de wanden vraagt om vakmanschap. Een plafond aangebracht in verschillende vlakken, onder verschillende hellingshoeken vraagt om precisie in de uitvoering. Mede ook omdat dit de basis vormt voor een akoestisch plafond dat daaraan bevestigd is.” In het interieur van het EYE is veel gebruikgemaakt van ouderwets vakmanschap. Zo zijn de vlakken in het plafond met rode draadjes uitgezet en met de hand gestreken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten